WEHL
- Ga tegenover Joop Olminkhof zitten en
je hoeft niets meer te zeggen. 'Ik hang
van verhalen aan elkaar', erkent de
68-jarige Wehlenaar dan ook grif.
Logisch, want wie al vijftig jaar
stamboomonderzoek doet krijgt zelf ook de
wonderlijkste geschiedenissen onder ogen.
In 1950 kreeg het stamboomvirus hem te
pakken en nog altijd graaft hij voort.Diverse
boeken heeft hij inmiddels op zijn naam
staan, zoals die over zijn eigen familie
(800 jaar Olminkhof) en die over zijn
moeders zijde (Vier eeuwen Harbers).
Een jaar of zes geleden nog
publiceerde hij het boek Van Lucas Jansen
tot Jan Lucassen, 560 pagina's dik en met
900 afbeeldingen over de familienaam
Lucassen. 'Ja, want als ik iets doe, doe
ik het ook goed hè', vertelt Olminkhof.
'Ik ben heel secuur. Stamboomonderzoek
staat of valt nu eenmaal met
betrouwbaarheid.'
Het archiveren van
familiegescheidenissen zit Joop Olminkhof
in het bloed, al begon zijn passie puur
toevallig. 'Vijftig jaar geleden dus, in
de winter van 1950, vond ik op de zolder
van de oude boerderij van mijn ouders een
paar heel oude boeken. Op een ervan stond
'Den Ligger 1783 Gerrit Olminkhof zijn
schrijfboek'.'
'Die Gerrit Olminkhof bleek mijn
betovergrootvader te zijn. Hij had alles
wat hij belangrijk vond in dat boek
opgeschreven. Dat boeide mij zo, dat ik
steeds meer wilde weten van mijn familie
en steeds verder terugging in de tijd. En
wat begon met de vraag, wie zijn mijn
voorouders, eindigde veertig jaar later
in complete boeken over de
familiehistorie.'
'Ik ben er zelfs achter gekomen dat in
Eibergen, waar ik vandaan kom, al in 1188
een boerderij Olminkhof was. Hofton
Alvinchove om precies te zijn, maar
dankzij oude stafkaarten wist ik zeker
dat het onze eigen boerderij betrof.'
Voor zijn speurwerk rijdt Joop
Olminkhof stad en land af. Van het
rijksarchief voor Gelderland in Arnhem
tot het hoofdstadsarchief van
Düsseldorf. Dankzij het internet doet,
de ook nog als parttime ambtenaar
burgelijke stand actieve, Olminkhof de
laatste jaren ook veel onderzoek vanuit
zijn eigen huis.
'Via het internet kan ik met vrijwel
alle instanties en mensen over de hele
wereld corresponderen. Daar kon ik
vroeger alleen maar van dromen. Zo
bestelden via het internet de Mormonen in
Amerika het boek over 800 jaar Olminkhof.
Via datzelfde internet heb ik inderdaad
kunnen lezen dat mijn boek daar, in Salt
Lake City, nu in de bibliotheek staat.'
'Samen met mijn vrouw ben ik eind
jaren zeventig ook in Amerika geweest om
familiesporen na te trekken. Daar zijn we
zelfs bevriend geraakt met een zeer
professionele onderzoekster, Ruth Haste.
Samen hebben we heel veel achterhaald
over emigranten met de naam Olminkhof en
de nazaten daarvan. Speciaal daarvoor heb
ik mijn boek zelfs vertaald in het
Engels, 800 years Olminkhof.'
Dankzij al zijn stamboomonderzoeken is
Joop Olminkhof enorm veel te weten
gekomen over oude werk- en leefwijzen. Zo
leerde hij bijvoorbeeld het fenomeen
kettinghuwelijk kennen. 'Mensen gingen
vroeger veel jonger dood. Uit lijfsbehoud
was het noodzaak om na het overlijden van
je man of vrouw snel weer te hertrouwen.'
'Als bijvoorbeeld de molenaar
overleed, trouwde diens vrouw met de
knecht. Zo waren ze allebei onder de
pannen. Als in dat nieuwe huwelijk weer
iemand stierf trouwde de overgeblevene
ook weer meteen, zodat je een dus een
kettinghuwelijk kreeg. Een daarvan heeft
wel 87 jaar geduurd.'
Stamboomonderzoek is volgens Joop
Olminkhof ook boeiend, omdat je met
bijzonder veel mensen in contact komt.
Het ontstaan van een contact zal hem zijn
leven lang heugen. Olminkhof: 'Ik was
bezig in het
rijksarchief op zoek naar informatie
over de Lucassen, de voorouders van
mijzelf en van mijn vrouw, toen ik aan
dezelfde tafel een vrouw hoorde praten
over Wehl, Kilder en Eldrik. Ik vroeg
waar ze mee bezig was en kreeg als
antwoord: 'Met Lucassen'.'
De vrouw bleek ene Annemiek Lucassen
uit Beek bij Nijmegen. Ze besloten de
handen ineen te slaan en een stamboek
over de familienaam Lucassen te maken.
Olminkhof: 'Het boeit mij enorm te weten
waar mensen vandaan komen, waar hun roots
liggen.'
'Zo emigreerde ooit een Lucassen naar
Amsterdam. Hij bouwde daar wagens en
koetsen. Maar omdat zijn zoon, te tenger
was voor dat werk zei hij hem: 'jij moet
horlogemaker worden. Die Reinirus
Lucassen kwam toen om het vak te leren
terecht bij een horlogemaker aan het
Simonsplein in Doetinchem. In het pand
waar nu café De Bank zit.'
'Die horlogemaker daar vertelde hem na
zijn opleiding naar Didam te gaan. Omdat
daar nog altijd geen horlogemaker zat. En
weet je, toen ik 45 jaar geleden ging
trouwen kochten mijn vrouw en ik onze
trouwringen bij Lucassen in Didam.
Geweldig om te weten toch?'
Juist in die kleine wetenswaardigheden
zit hem volgens de ware beoefenaars de
kick van de genealogie als hobby.
Iedereen wil graag weten wie zijn of haar
verre voorouders waren, en wat ze deden.
En wie ergens in de archieven een
burgemeester, prins of prinses aantreft
voelt zich de koning te rijk.
Zoals die Canadees die Joop Olminkhof
via het internet om hulp vroeg. 'Die man
heb ik onder meer kunnen vertellen dat
zijn grootvader, Leo Poldus Hafkenscheid,
burggraaf is geweest van het slot van
Ulft. De man was zo blij dat hij per se
wat terug wilde doen.'
'Ik vroeg hem mij wat
pakjes tuinzaden te sturen, want mijn
groentetuin is ook een hobby van mij.
Daarop stuurde hij me twintig pakjes. Dus
eten mijn vrouw en ik straks in de zomer
groenten uit Canada.'
|